Waterlelies, waarvan de bladeren nu geel worden, zijn vorstgevoelig en hebben bescherming nodig. In vijvers met schuimen wanden en natuurlijke vijvers die voldoende diep zijn, kan men ze in het water laten, maar dit mag niet tot aan de bodem bevriezen.
Dit kan als volgt verhinderd worden: nadat er een dikke ijslaag is ontstaan, waarop gelopen kan worden, slaat men hier een gat in en schept of pompt er zoveel water uit tot de afstand tussen ijs en water 15 cm bedraagt. Men dicht het gat vervolgens met een bos stro of rijshout. De luchtlaag tussen ijs en water is goed voor planten en vissen. Vijvers met loodrechte wanden moet men leeg maken.
Uitgeplante waterlelies kunnen hier onder een 30 cm dikke laag blad, turfmolm of stro, waarover men rijshout legt, overwinteren. Waterlelies in bakken worden op dezelfde manier behandeld of men zet ze in een koele, vorstvrije kelder, maar de grond mag niet uitdrogen. Waar gevaar voor uitdrogen bestaat, kan men de containers ook in de tuin inkuilen en afdekken.
De uit de gematigde zone stammende moeras- en waterplanten zijn voldoende winterhard. Bladeren en stengels sterven in de herfst meestal af. De wortels hebben alleen op vlakke plaatsen, die tot aan de bodem bevriezen, enige bescherming door rijshout nodig. Planten in bakken kunnen ook in de tuin ingekuild worden en enigszins afgedekt. De halmen van de grassen mogen pas in het voorjaar teruggesnoeid worden. Inheemse drijvende- en onderwaterplanten hebben overwinteringsvormen, zinken naar de bodem en komen zo het koude jaargetijde door.
N.B.: Tijdens het vallen van de bladeren moeten deze steeds opnieuw uit de vijver gevist worden, daar het anders door het verweren vervuilt en niet helder kan worden, wat biologisch noodzakelijk is.