Sinds de late oudheid kwamen stokrozen in tuinen voor en in de Moorse tuinen in Spanje waren stokrozen zeer geliefd. Ze groeiden in middeleeuwse tuinen tussen baardiris, margrieten en madonnalelie, nadat ze door Eleonora van Castilië in 1255 naar West-Europa waren gebracht.
Hun grootste populariteit beleefden ze in de tweede helft van de vorige eeuw toen er in het Victoriaanse Engeland meer dan duizend benaamde cultuurvariëteiten waren die door stekken in stand werden gehouden. In Engeland is de ‘Hollyhock’, nog steeds een gewaardeerde cottageplant. En ook in Denemarken en in Bourgogne vind je maar weinig huizen waarvoor ze niet in grote getale staan te bloeien.
De naam stokroos is niet slecht gekozen en toch is hij verwarrend. Sommige mensen denken aan stamrozelaars wanneer ze de naam horen. De stokroos is een hemelsmooie, robuuste en vooral hoge vertegenwoordiger van de kaasjeskruidfamilie. In de tuin zijn nu de laatste bloemen van de stokrozen verwelkt. Nu rijpen de zaden in de dikke zaaddozen, waarin een stevige ring van platte zaden zit. Rijpe zaden kunnen onmiddellijk gezaaid worden of bijgehouden tot het late voorjaar. Want stokrozen zijn over het algemeen tweejarige planten die het eerste jaar een grondrozet vormen met een diepe penwortel.
Soms ontstaan er bruine vlekken vooral op de onderste bladeren. Dat is een roestschimmel. Daar is weinig tegen te doen, tenzij misschien door op de plaatsen waar ze groeien een kalirijke meststof in te werken. Wel kunnen ze tegen zout en die eigenschap maakt van stokrozen geschikte kustplanten.
Gerenommeerde zaadfirma’s hebben zaden van heel wat verschillende cultivars in het sortiment: enkelbloemige stokrozen en gevuldbloemige.
Ivo