Vanwege hun overweldigende schoonheid behoren de lelies van het geslacht Lilium tot de meest begeerde tuinplanten. Vele wilde soorten, die aan een bepaalde gesteldheid qua klimaat, standplaats en bodem gewend zijn, zijn door intensief kweken veranderd in goede tuinplanten. Een nog grotere pracht gaat van de hybriden uit.
De meeste soorten en cultivars geven de voorkeur aan een zonnige tot halfschaduw standplaats met koele voeten. Dat wil zeggen een begroeide grond, zodat ze zich tussen vaste planten, grassen, matig hoge en bodembekkende heesters, … op hun plaats voelen.
De eisen wat betreft bodemgesteldheid zijn hoog, maar kunnen vervuld worden. Lelies geven de voorkeur aan een lichte tot middelzware, voedselrijke, koele, humusrijke grond met een goede drainage. In zware, natte grond hebben de bollen op 30-35 cm diepte een 10 cm dikke drainagelaag van kiezel en puin nodig. Enkele lelies hebben een zure humusrijke grond nodig, zoals goudbandlelie, panterlelie en alle hybriden van deze soorten, vooral de Oriëntal-hybriden.
De plantijd begint in oktober en loopt tot maart/april. Alleen bollen met stevige schubben zijn de moeite van het planten waard. Als men niet onmiddellijk gelegenheid heeft om de bollen te planten, dan worden ze opgeslagen in vochtige turfmolm. Het mooiste effect hebben groepen van minstens 3 tot 5 lelies, waarvan de bollen op 25-30 cm afstand geplant worden.
Voor de plantdiepte geldt als vuistregel: driemaal zo diep als de bol hoog is. Daardoor ontstaan meestal plantdieptes van 15-20 cm. Goudbandlelie en Liliumdavidi en hun hybriden moet men ongeveer 25 cm diep leggen.
N.B.: Daar lelies vele jaren op de zelfde plaats blijven, is een goede voorbereiding van de plantplaats belangrijk. De grond wordt ongeveer een spade diep (25-35 cm) opgenomen, hetzij voor een breed plantgat of een lange strook. Onder de bol moet zich evenveel losse grond (leliegrond) bevinden als erboven. Men maakt de ondergrond los en brengt bij zware, natte grond een drainagelaag aan. Van de grond uit het plantgat wordt slechts een deel voor het maken van de zogenaamde leliegrond gebruikt, die los, kruimelig en humusrijk moet zijn, daar de wortels zich hierin het best ontwikkelen en de bollen niet kunnen rotten.Na het leggen van de bollen worden de wortels aangedrukt, het plantgat wordt geleidelijk met leliegrond gevuld. Er moet ook goed water gegeven worden.