Deze planten (een belangrijke groep in de siertuin) bedekken en bekleden muren, wanden, omheiningen, boomstammen, afgestorven bomen, palen, klimrekken, pergola’s, …enz. Al naar gelang de klimeigenschappen moet men een keuze maken. Ook met eisen wat betreft standplaats en bodem moet rekening gehouden worden.
Voor iedere plant moet je de grond 50 cm breed en 30 tot 35 cm diep uitgraven. De daaronder 15 tot 20 cm liggende grond moet je goed losmaken en tegelijk met natuurfosfaat en patentkali (elk 30 gr) er doorheen werken. Zware grond kan met zand losser gemaakt worden. De uitgegraven grond kan ook met organische meststoffen gemengd worden. De met potkluit geleverde planten worden in april geplant. De loten worden aan stokken vastgemaakt en het eerste jaar niet teruggesnoeid. De nodige snoeimaatregelen vinden meestal laat in de winter plaats.
Enkele voorbeelden van klimplanten:
De mini-kiwi plant (actinidia arguta), Duitse pijp (aristolochia macrophylla), Trompetklimmer (campsis radicans), clematis hybriden en andere clematis soorten, Klimop (hedera helix), Klimhortensia (hydrangea anomala), Winterjasmijn (jasminum nudiflora), Kamperfolie (lonicera caprifolium), Klimrozen (rosa- en cultivaarsoorten) en de Blauwregen (Wisteria sinensis)
Foto: Wisteria Sinensis of Blauwregen, afkomstig van China, is rankend, krachtig (van 8 tot 10 m hoog) en een bladverliezende klimplant. In het begin goed steunen. Het is ideaal voor zuid- of west-muur. Standplaats in de zon. Bloemknoppen zijn echter vorst gevoelig. Plant zodanig dat de vroege ochtendzon er niet op kan vallen. Bloemen: lange paarsblauwe of witte trossen (tot 25 cm) van mei tot juni. Van af het tweede jaar, moeten in het najaar de jonge scheuten tot twee knoppen gesnoeid worden.