Varens, die tot de sporenplanten behoren en dus nooit bloemen krijgen, zijn effectief prachtig in een beplanting door de pracht van hun bladeren. Ze zijn vooral geschikt om kale vlakken onder hoge bomen, tussen heesters, op de voorgrond van heesters en aan de noordzijde van gebouwen van groen te voorzien. De grond moet koel tot vochtig zijn, doorlatend, humusrijk, maar arm aan voedingstoffen. Enkele varens verdragen wel enige zon. Woekerende soorten verdrukken, als ze in massa’s gebruikt worden, iedere zwakkere plant. Andere hoge tot middelhoge soorten worden in groepen toegepast of voor een tapijtbeplanting.
De beste planttijd is het voorjaar. Op voorhand worden de plaatsen diep bewerkt en de grond verbeterd met compost, verrotte bladeren en organische mest. De meeste varens gedijen prima in een grondmengsel dat op bosgrond lijkt. Het is ook heel goed om iedere jaar enige centimeters dikke laag van tuinturf (in kleine stukjes gehakt snoeihout en rottende bladeren) over de grond te spreiden. Vochtminnende soorten moeten in droge periodes wel water krijgen.
Om oude planten te delen is het voorjaar ook de beste tijd. Soorten die veel uitlopers vormen, geven ook veel jonge planten. Voor het overige kunnen alleen wortelkluiten met meerdere neuzen gebruikt worden om nieuwe planten te krijgen. Opgelet: een oudere mannetjesvaren kan niet verplant worden. Vermeerdering door sporen kan bij de meeste soorten plaatsvinden. Maar het is wel moeilijk.
Enkele voorbeelden van aanbevolen varens:
– Hoge varens (70-100 cm) doen zeer statig aan. Eén van de mooiste varens is de Koningsvaren (Osmunda regalis) met sterk geveerde bladeren. Hij moet in de schaduw staan. Een andere mooie varen is de niet geheel winterharde Schildvaren (Polysichum stiferum). Deze kent vele groenblijvende cultivars met dichtgeveerde, heldergroene en zachte bladeren. Ze houden van bosgrond en lichte schaduw.
– Onder de middelhoge varens (40-50 cm) tellen we het Venushaar (Adiantum pedatum) met zijn sierlijke vorm. Een varen die van een zure humusrijke bodem houdt. Groenblijvend en niet veeleisend is de Dubbelloofvaren (Blechnum spicant) die op vochtige schaduwrijke plaatsen in de Europese bossen voorkomt. De groene Bolletjesvaren (Onoclea sensibilis) past zich ook zeer goed aan de omstandigheden aan. Deze varen heeft ovale en smalle bladeren. Hij verdraagt zowel zon als schaduw en ook iedere grondsoort.
– Tot de lage varens (20-30 cm) behoren zeer veeleisende soorten. Het gemakkelijkste ervan is de Steenbreekvaren (Asplenium trichomanes) met een donkerbruin gesteeld blad. Deze gedijt zich goed in lichte, humusrijke grond en verdraagt droogte en kalk. Droge en zonnige plaatsen zijn geschikt voor de Schubvaren (Ceterach officinarum), die alleen maar zachte winters overleeft. Beide zijn geschikt voor voegen in stapelmuurtjes en zijn groenblijvend.