Tot de kleurenpracht van de voorjaarstuin behoren tulpen (Tulipa). Als de diverse soorten, groepen en cultivars in oktober geplant worden (maand waarin ze beginnen te groeien), dan kan de betovering van de bloemen vanaf februari/maart tot mei/juni in steeds wisselende kleuren en vormen de tuin vullen.
Tulpen zijn in verschillende rangschikkingen geselecteerd. Men is teruggekomen van de vroegere praktijk dat de enigszins stijve tulpen het meest effect geven. Tegenwoordig wordt de voorkeur gegeven aan meer of minder losse groepen van minstens 15 tot 25 stuks. Maar ook wel kleinere (van dezelfde cultivar) en goed gemengd.
Er zijn botanische of wilde tulpen en tuintulpen. De botanische tulpen, die in maart en april bloeien, zijn bijzonder geschikt voor de rotstuinen. Maar passen ook goed voor bloeiende heesters, coniferen en bomen. Het is gunstig om ze onder bodembedekkende heesters te planten, die het effect verhogen en de kou afweren.
Tuintulpen, die in april en mei hun hoogtepunt bereiken, passen het best in de vaste-plantenborders. Tuintulpen zijn tevens zeer aantrekkelijk tussen tweejarige planten in kleurencontrasten. Eerst worden op 20-25 cm afstand viooltjes, duizendschoon, vergeet-mij-niet of primula’s geplant en vervolgens tussenin tulpen. Vanaf juni maken de tweejarige planten dan plaats voor de eenjarige zomerbloeiers.
Tulpen kunnen 5 tot 8 jaar op dezelfde plaats bloeien. Botanische tulpen plant men minstens 15 cm diep. Tuintulpen minstens 20 cm en in lichtere grond tot 25 cm diep. Zo kunnen de oppervlakken ook bewerkt worden zonder de tulpbollen te storen.
Goede standplaatsen zijn zonnige, open, maar toch beschutte plaatsen. Het beste is ook een zanderige-leemhoudende, voedsel- en humusrijke grond met een doorlatende ondergrond. Lichte grond is beter geschikt dan zware grond.
Voor kleinere groepjes plant men met een schopje of met een bollenplanter tot 15 cm diep, punt naar boven. Voor het planten van grotere groepen tulpen is het handiger om de grond tot aan de plantdiepte te verwijderen. De onderste laag los te maken. Voor zware grond wordt er scherp zand gemengd. De bollen worden vervolgens uitgestrooid om een ongedwongen verdeling te krijgen. Ze worden dan tot op 10-15 cm afstand in de grond geplaatst en afgedekt met verbeterde grond. Op open plaatsen wordt de grond vervolgens met bladeren of turf afgedekt. Deze bodembedekking beschermt de tulpbollen tegen uitdroging en strenge vorst.